Sanssouci | Concertzender | Klassiek, Jazz, Wereld en meer
Search for:
spinner

Sanssouci

za 13 sep 2025 10:00 uur

Een Deense nationale opera, die alles heeft wat een opera anno 1789 kan hebben.

Bij Sanssouci worden we blij van alle klassieke muziek. Natuurlijk van de grote componisten, maar ook van alle onbekende meesters die steeds meer voor het voetlicht komen. Nadat in de tweede helft van de twintigste eeuw steeds meer ‘kleine’ componisten in kaart werden gebracht, verscheen hun werk ook meer en meer op cd.

Maar soms zit er een ontdekking tussen die ons blijer maakt dan anders. Vandaag presenteren we zo’n ontdekking. We laten delen horen uit de opera Holger Danske van F.L.Ae. Kunzen. Een van de weinige opera’s uit Denemarken, in het Deens nog wel. En wat meer is: een opera die flink boven de gemiddelde opera van die dagen uitsteekt. Aan de ene kant zitten er meerdere modieuze accenten in – dat was leuk voor het publiek. Aan de andere kant is het een heel vooruitstrevende opera, die al vooruitloopt op de romantiek. Laten we dat werk even van dichterbij bekijken.

De componist

Friedrich Ludwig Aemilius Kunzen werd op 24 september 1761 geboren in Lübeck. Zijn vader en grootvader waren organist aan de Mariakerk; ze traden daarmee in de voetsporen van onder meer Dieterich Buxtehude. Niettemin wilde zijn vader breken met de familietraditie: Friedrich moest rechten gaan studeren. Een uitzonderlijk talent maakte dat hij het uiteindelijk toch in de muziek ging zoeken.

In 1785 verliet Kunzen de universiteitsstad Kiel en trok hij naar Kopenhagen. Geen onlogische keus, want de oude Hanzestad Lübeck was al eeuwen op de Scandinavische landen gericht. In de Deense hoofdstad maakte hij eerst naam als pianist aan het hof en in salons. Al gauw werd hij bekend als componist van cantates en opera’s. Helemaal hard ging het toen Kunzen in 1788 de jonge dichter Jens Baggesen ontmoette. Baggesen was een kundig librettist en vond in Kunzen de ideale componist om zijn ambitieuze werk Holger Danske toon te zetten.

Het werk werd een doorslaand succes, maar door een politiek gekleurd schandaal (zie onder) werd de theaterintendant gedwongen het terug te trekken. Kunzen besloot zijn geluk in Duitsland te zoeken. Tussen 1789 en 1791 werkte hij in Berlijn, tussen 1792 en 1794 in Frankfurt en daarna nog een jaar in Praag. Behalve met componeren – waaronder een handjevol nieuwe opera’s – hield Kunzen zich daar ook bezig met schrijven en dirigeren. In Berlijn gaf hij het Musikalische Wochenblatt uit, en in Frankfurt dirigeerde hij Mozarts Don Giovanni en Die Zauberflöte.

In 1795 was de grond in Kopenhagen genoeg afgekoeld om ernaar terug te keren. Men zocht een opvolger voor de ernstig zieke Johann Abraham Peter Schulz, die Kunzen als jongeman uitgebreid had begeleid. Zo werd Kunzen dirigent aan het Deense hoforkest, vanaf 1797 onder de titel ‘kapelmeester’.

In de jaren die volgden bleef zijn reputatie behouden. Hij werd tot professor benoemd en werd zelfs lid van de Zweedse Muziekacademie – geen geringe eer voor een burger van Zwedens erfvijand Denemarken! Na twintig jaar ging het echter toch fout. Zijn oude vriendschap met Jens Baggesen ontaardde in regelrechte vijandschap toen de twee ruzie kregen over de opera Trylleharpen. Baggesen beschuldigde Kunzen van plagiaat omdat hij de opera in Wenen had laten opvoeren. De stress bezorgde hem een hartaanval, waar hij op 28 januari 1817 aan overleed.

De handeling

De handeling van Holger Danske komt op een moderne lezer verwarrend over. Voor een achttiende-eeuwer, gewend aan ingewikkelde opera-intriges, was het echter geen probleem. De tekst moest in de eerste plaats het spektakel en de muziek dienen; daarom mochten er best dingen in een opera gebeuren die in een gesproken toneelstuk geen functie hadden.

In het eerste bedrijf zien we elfenkoning Oberon. Hij is gescheiden van Titania en voelt haar gemis. De volgende scène schakelt naar Libanon, waar Holger de Deen, een ridder in dienst van Karel de Grote, met zijn schildknaap Kerasmin bij hevig onweer door een bos rijdt. Oberon verschijnt aan hen beiden. Hoewel Kerasmin hem niet vertrouwt, ziet Holger hem terecht als goede geest. Wel haalt Oberon nog even een streek uit: met zijn toverhoorn laat hij Kerasmin, als straf voor zijn ongeloof, de horlepiep dansen. Hierna reizen de twee door naar Babylon, waarnaar ze op weg waren. In de slotscène schakelen we over naar prinses Rezia. Deze dochter van de sultan is uitgehuwelijkt aan Langulaffer, de prins van Libanon, maar ziet in een visioen Holger, die niet alleen letterlijk de man van haar dromen is.

Het tweede bedrijf opent in het paleis van sultan Buurman (!). Het huwelijkfeest wordt gevierd met uitgebreide dans, en de moefti dankt Allah. Dan komt Holger aan. Rezia herkent hem meteen en ook Holger wordt op slag verliefd. Ook herkent hij prins Langulaffer, die hij ooit van een leeuw gered heeft. De sultan laat het paar arresteren. Kerasmin blaast op de toverhoorn, en de elfen laten het hele gezelschap dansen tot ze er uitgeput bij neervallen. Rezia en Holger vluchten met een boot naar Europa, maar een storm brengt ze bij Tunis in handen van de piraten. Deze verkopen hen als slaven aan de plaatselijke sultan Bobul.

In het derde bedrijf zien we dat ook Bobul interesse heeft in Rezia (die als slavin Palmine wordt genoemd). Hij wil haar in zijn harem opnemen. Tegelijk hoopt sultana Almansaris op een affaire met Holger (die als tuinman werkt en de naam Hassan heeft gekregen). Zij pakt het subtieler aan: ze zingt een verleidelijk lied waarbij ze zich op de citer begeleidt. Noch Holger, noch Rezia zwicht voor de koninklijke interesse. Uit wraak worden ze allebei tot de brandstapel veroordeeld. In de kerker proberen hun minnaars ze nog één keer te verleiden, opnieuw tevergeefs. De twee worden naar het plein gevoerd. Net op het moment dat de brandstapel wordt aangestoken, komen Titania en Oberon – intussen herenigd – tussenbeide. Opnieuw laten ze het hele gezelschap extatisch dansen. Daarmee krijgt de opera zijn happy end.

De muziek: Holger Danske als totaalopera

De cocktail van historische en mythologische stof heeft een doel. De dichter doet dat omdat hij, net als de componist, een opera wil die de kool en de geit spaart. Het moet een opera worden die het publiek vermaakt, maar ook een die de hoge doelen van de kunst – vooral de muziek – dient. In de woorden van Mozart: muziek voor kenners en liefhebbers.

Als het gaat om de stof, dan is Holger zeker drie dingen tegelijk. Het is om te beginnen een Oberon-opera. Titania en Oberon, het elfenpaar uit Shakespeares bovennatuurlijk fantasiespel A midsummer night’s dream, duiken in die tijd vaak in opera’s op. Klassieke toneelstukken werden destijds zelden in hun oorspronkelijke vorm opgevoerd, maar bewerkingen in alle soorten – om niet te zeggen verhakselingen – waren overal te bekijken. Als zodanig waren theatergangers bekend met de stof en met de personages. Jens Baggesen ging zeer waarschijnlijk te rade bij het epische gedicht Oberon van Christoph Martin Wieland uit 1780.

Verwant aan de Oberon-opera is de sprookjesopera. Titania en Oberon spelen niet alleen mee, ze zijn een belangrijk deel van het verhaal. Bovendien horen we voortdurend koren van elfen en andere bovennatuurlijke wezens. Ze worden voorzien van geheimzinnige muziek, waarin de vaste contouren van de klassieke stijl vervagen. Een componist als Carl Maria von Weber had zich voor zulke momenten beslist niet geschaamd. Hiermee loopt Kunzen al vooruit op de vroege romantiek.

Verder is Holger ook een Turkse opera. De Turken waren eind achttiende eeuw in de mode, zeker in de muziek. Dat had een historische reden. Vroeger, in de zestiende en zeventiende eeuw, was men als de dood voor de Turken. Ze veroverden een groot deel van de Balkan en belegerden zelfs tot twee keer toe Wenen. Zou heel Europa ten prooi vallen aan de moslims? Maar zo langzamerhand waren de kansen gekeerd. De Turken werden steeds meer teruggedrongen en het oosterse gevaar was bezworen. Nu werd deze vreemde cultuur een aantrekkelijke bron van exotisme. We kennen allemaal de Turkse mars uit Mozarts elfde pianosonate, en misschien ook diens opera Die Entführung aus dem Serail. Hadden westerse componisten dan een beeld van Turkse muziek? Niet echt. Het best bekend was de militaire muziek, de muziek van de janitsaren. Wilde een componist ‘Turkse’ muziek schrijven, dan haalde hij vaak veel trommels, bekkens en triangels van stal. Ook dat horen we in deze opera. Daarin is Holger bij uitstek een kind van zijn tijd.

Turken worden vaak als wreed en barbaars uitgebeeld – een lot dat exotische volkeren natuurlijk vaker treft. Deze opera is daar zeker niet vrij van, maar er zijn momenten dat er meer respect getoond wordt. Op het moment dat de moefti Allah aanroept, klinken er zachte strijkersakkoorden als aureool – net als in passiemuziek wanneer bijvoorbeeld Christus aan het woord is. De godsdienstbeleving van de moslims is niet minder echt dan die van de christenen.

Ook is Holger een nationale opera. Dat blijkt zo wel uit de stof. Holger de Deen is een personage uit een Oudfrans ridderverhaal – Hogier li Danois. Eeuwenlang interesseerde het verhaal niemand in Denemarken. Maar eind achttiende eeuw kwam ook daar langzaam het nationalisme op. Mensen gingen zich steeds meer vereenzelvigen met de staat en het volk waar ze bij hoorden. Een opera over een nationale held – liefst zo oud mogelijk – speelde op dat sentiment in.

Een ander genre waar Holger in valt is de Rettungsoper. Het drama wordt maximaal aangezet door de titelheld bijna te laten sterven – uiteraard onverdiend – en hem dan als door een wonder te redden. Op zich was dit niets nieuws – al jaren, eeuwen zelfs, traden goden op als deus ex machina om op het eind de situatie te redden. Maar hier moeten Titania en Oberon eerst hun eigen strijd voeren: ze moeten bij elkaar komen voordat ze in de mensenwereld kunnen ingrijpen. Voor ons maakt dat weinig uit, maar voor de mens van 1789, die het blinde vertrouwen in goddelijk macht zat begon te raken, was het een wereld van verschil.

Muzikaal gezien is Holger Danske een grand-opéra. Dit type opera werd vooral in de volgende eeuw populair; het toont maar weer aan hoe modern Kunzen en Baggesen waren. Klassieke recitatieven, waarbij de zanglijnen alleen door akkoorden worden begeleid, zijn verdrongen door dramatische scènes waarbij het orkest van alles doet. Veel nummers gaan direct in elkaar over. Het is de eerste stap naar Wagners muziekdrama’s, waar de muziek tot het einde van de akte niet ophoudt. Maar grand-opéra betekent ook: spektakel. Het mag wat kosten, maar dan verwacht het publiek ook iets. Special effects en vooral: massa-scènes. De ene na het andere meute komt op het toneel (of klinkt uit de coulissen). Er zijn koren van elfen, feeën, geesten, emirs, viziers, dervisjen, Turken, eunuchen, hovelingen, wachten, slaven, specerijenhandelaars, tuinmannen en joden. Ook als er niet gedanst wordt, en als er geen trommels en bekkens klinken, is spektakel gegarandeerd.

Het lot van de opera

Op 30 maart 1789 ging Holger in de Koninklijke Opera van Kopenhagen in première. Het werd een doorslaand succes. Twee weken na de première schreef Kunzen zelfverzekerd in een brief: “De reus is geveld, de overwinning is aan ons! Holger Danske is nu eindelijk gedoopt en heeft een glorieuze naam gekregen.”

In dezelfde brief schreef hij ook: “Je weet wat voor land van intriges en kannibalen dit is. Het ene genie probeert misschien niet het lichaam, maar toch zeker de ziel van het andere op te vreten.” Deze uitspraak bleek profetisch. Na zes opvoeringen voor een uitverkochte zaal brak er een vete uit in de Kopenhaagse pers. Veel Denen waren namelijk helemaal niet te spreken over de Duitse dominantie van hun cultuur. Dat verwijt gold niet in de eerste plaats Kunzen, maar vooral librettist Jens Baggesen. Die mocht dan een geboren Deen zijn, hij richtte zich voor zijn werk (zowel gezongen als geschreven) vaak op Duitse bronnen. Binnen een paar dagen ‘mocht’ Holger niet meer.

Hoewel Kunzen later weer terugkeerde naar de stad waar hij kortstondig succes had gekend, werd de Holger niet meer gegeven. Een enkeling miste het stuk wel. Criticus Peter Grönland prees de opera in 1792 als een meesterwerk, en sprak er zijn leedwezen over uit dat ze niet meer te horen was, maar dat mocht niet baten. Kunzen voerde nog één keer een deel van de opera op: in 1804 kwam het op een benefietconcert tot een concertante uitvoering van het eerste bedrijf. Dat je er geld mee kon ophalen, toont al dat de opera nog niet vergeten was. Maar uiteindelijk was opera toch te veel een modeverschijnsel om deze trend te keren. Als er een vergeten was, verscheen er gewoon een nieuwe op de planken. Slechts in uitzonderlijke gevallen – bijvoorbeeld de opera’s van Mozart – hield een opera langdurig repertoire.

Na 1804 verdween het stuk daarom definitief in een la. Pas in 1941 – ironisch genoeg tijdens de Duitse bezetting van Denemarken – kwam het tot de eerste moderne opvoering. Theaterhistoricus Torben Krogh vond de Holger in de archieven. Opnieuw stonden kenners versteld van de kwaliteit. Nadien duurde het weer tot 1984 tot het werk nog eens – concertant – voor de radio werd opgevoerd. Pas in 1995 kwam de eerste (en voor zover wij weten enige) cd-opname uit, waar wij vandaag stukken uit draaien.

Uitvoerenden

Inga Nielsen – Oberon, koning der Elfen
Henriette Bonde-Hansen – Titania, koningin van de sylfiden (feeën); de echo
Gert Henning-Jensen – Holger, prins van Denemarken
Johannes Mannov – Kerasmin, Holgers schildknaap
Johan Reuter – Buurman, sultan van Babylon; Bobul, sultan van Tunis
Inger Dam-Jensen – Rezia, Buurmans dochter
Guido Päevatalu – De moefti; een heraut; een zanger
Marianne Rørholm – Almansaris, sultana van Tunis
Helle Charlotte Pedersen, Annette Simonsen – sylfiden, slavinnen
Helene Gjerris – derde sylfide
Poul Vejbo, Kasper Højby, Bo Glies Nandfred, Michael Kristensen – zangers

Deens Nationaal Radiokoor en Radio Symfonieorkest o.l.v. Thomas Dausgaard.

Samenstelling:
close
Om deze functionaliteit te gebruiken moet u zijn. Heeft u nog geen account, registreer dan hier.

Maak een account aan

Wachtwoord vergeten?

Heeft u nog geen account? Registreer dan hier.

Pas het wachtwoord aan